|
||||||||
|
Ik weet het niet meteen zeker, maar iets zegt mij dat Andrew Hawkey kandidaat zou kunnen zijn in een “meest onbekende singer - songwriters met vijftig jaar carrière op de teller”. Als zo’n wedstrijd al zou bestaan, natuurlijk. Hoe dan ook is het een feit dat ondergetekende, die toch ook al heel wat jaren in de branche meedraait, nooit, maar dan ook nooit ofte nimmer, gehoord had van deze nu tachtigjarige bard uit Wales, die met deze plaat letterlijk terugkijkt op ruim vijftig jaar muzikale activiteit. Dat doet de man aan de hand van zestien tracks, geplukt uit cassettes, 12”-plaatjes en “reguliere” elpees of cd’s, die heel fraai de evolutie illustreren, die hij in die jaren doormaakte. Helemaal duidelijk wordt het opzet, als je de CD helemaal beluistert en vaststelt dat dezelfde sonf, “Between Two Horizons” de plaat zowel opent als afsluit, weliswaar in twee verschillende versies, die, met een tussenpauze van 52 jaar opgenomen werden in 1970 en 2022. Een ruim vijftig jaar durende reis, die begint in de tijd dat elk beetje Britse folkie verzot was op de muziek die van over de Grote Plas naar Europa kwam overwaaien en voorlopig eindigt in de studio van producer Clovis Philips. Onderweg passeer je langs stations als “As Frightened as the Next Man”, een erg fijne heuse folk track uit 1970, waarin Andrew zich al uitlaat over de klimaatrampen die op ons afkomen, als we niet goed opletten en “Clipper Line Pirates” (1977), een helemaal solo gezongen lang verhaal over onwettige activiteiten op zee. “Always Treat Me Right” (1982) helemaal klinkt, zoals je kan verwachten van een man die de schoonheid bezingt van de streek waar hij, in grote afzondering, woont en werkt. Niet alles klinkt echter even pastoraal: met “Just One Night of Love”, getrokken uit Hawkey’s debuutplaat “Halfway Alone” uit 1982 en “Poor Jane” (1977) wordt het tempo fluks opgetrokken. “Waterloo”, van de EP “And This” uit 1983 is wat mij betreft de topper van dit overzicht: het doet me onwillekeurig denken aan het vroege werk van Tucker Zimmermann, met dien verstande dat het hier gitarist John Holburn is, die de show steelt. Nochtans speelt Hawkey zelf meer dan behoorlijk gitaar, zoals hij demonstreert op het instrumentale “Desert Moon”(1984) , waarin je zonder al te veel inbeelding flinke referenties naar Ry Cooder hoort. De blueskant van de zaak komt dan weer mooi naar boven in “Help Me” (1994), een live-versie van de Sonny Boy Williamson-klassieker door Pat Grover’s Blue Zeros, een band waarmee Hawkey meer dan twintig jaar optrad. Onderweg kwamen we dan voorbij “Take Me” uit 1984 een nummer dat destijds in de “risqué”-categorie werd ondergebracht, vanwege de onverholen suggestieve zang van Jane Gilbert, de Welshe versie van de jonge Jane Birkin. Een heel gevarieerd parcours dus, dat echter, mede omwille van het feit dat je nooit eerder van de man gehoord hebt, maar vooral omwille van de kwaliteit van de songs, een meer dan behoorlijke indruk nalaat. Wat zeg ik? “Meer dan behoorlijk” is een afschuwelijk understatement: deze plaat moét gehoord worden. En wel nu, door zoveel mogelijk mensen! (Dani Heyvaert) |